GifGroen: Het paradijs op de vuilnisbelt

Afstudeerproject Fotoacademie, 25 mei 2022

De Noord-Hollandse en Zuid-Hollandse gemeenten Lansingerland, Zoetermeer, Ridderkerk en Velzen hebben eind vorige eeuw vuilnisbelten, afvalbergen of puinstortplaatsen in hun buitengebieden overdekt met landschapsparken. Deze parken bieden verschillende uitzichten vanaf hoge punten en bevatten objecten zoals uitkijktorens, trappen en wandelpaden. De parken zijn ontworpen om de buitengebieden aantrekkelijk te maken voor recreanten die de natuur opzoeken, zoals wandelaars en mountainbikers. Zeker tijdens de lockdowns in de Corona-crisis is het publiek ‘de natuur ingegaan’ en heeft ze massaal deze parken bezocht. In hoeverre deze parken overtuigend uit ‘natuur’ bestaan, is de vraag die ik met mijn werk onderzoek.

De architectuur van de hierboven genoemde landschapsparken past in een lange traditie van ontworpen landschappen. Zo beschrijft Lorzing (2001) 30 parken, verspreid over de wereld, die in het (verre) verleden zijn ontworpen en nu nog steeds bestaan. Met de kenmerken ‘oorspronkelijk’ versus ‘buitenlands’ en ‘door mensen gemaakt’ versus ‘op natuur lijkend’ classificeert hij de ontwerpen van parken in vier stijlen. De vier stijlen zijn rationeel, romantisch, traditioneel en ecologisch ontwerp. Hoewel de ontwerpen van de eerdergenoemde landschapsparken op vuilnisbelten kenmerken van alle vier stijlen hebben, zijn ze volgens mij het best te classificeren als ecologische ontwerpen. Het gaat daarbij om een combinatie van de kenmerken ‘door mensen gemaakt’ en ‘op natuur lijkend’. Dat herkennen gebruikers, waardoor zij deze landschappen ervaren als nieuwe natuur.

In zijn beschrijving van de manier waarop wij mensen landschappen ervaren, gaat Schama (1995) uit van de geleidelijke vernietiging van de natuur. Hij schrijft ‘For if the entire history of landscape in the West is indeed just a race toward a machine-driven universe, ….. where measurement not memory is the absolute arbiter of value, ……, then we are indeed trapped in the engine of our self-destruction’. Gelukkig is die zelfvernietiging volgens hem niet het hele verhaal. In plaats van aan te nemen dat cultuur en natuur elkaar uitsluiten, wijst hij juist op de sterke verbinding tussen beiden. En hij geeft aan dat die verbinding vaak verborgen is. Zo zie ik dat ook. Met mijn werk over de landschapsparken op vuilnisbelten maak ik de verbinding tussen cultuur en natuur opnieuw zichtbaar.

De zoektocht naar de nieuwe natuur is al eeuwen oud. We zagen het eerst in de Nederlandse schilderkunst (Van Os, 2008). En we zagen het later in de fotografie. Zo verwijst Piccarolo (2017) naar de tentoonstelling ‘New Topographics: Photographs of a Man-Altered Landscape’, die in 1975 in New York plaatsvond. Bekende fotografen die hieraan deelnamen zijn Robert Adams, Stephen Shore en Bernd en Hilla Becher. De beelden in deze tentoonstelling presenteerden volgens Piccarolo een nieuwe visie op het landschap. Deze visie richt zich op het documenteren van de snelle veranderingen die de landschappen ondergaan door het ingrijpen van de mens. Veel hedendaagse fotografen gaan hierop verder (Ewing, 2014). Voorbeelden hiervan in Duitsland zijn de alumni van de Düsseldorfer Schule, zoals Andreas Gursky en Ursula Schulz-Dornburg. Een voorbeeld in Nederland is Marie-José Jongerius.

Mijn werk is geïnspireerd op de ‘New Topographics’-beweging en haar opvolgers. Niet alleen lijkt de uitvoering van mijn werkproces op dat van hen[1], ook mijn inhoudelijke keuzes vertonen gelijkenis. Ik heb me gericht op de natuur als een door de mens gemaakt vormenspel. Opvallend aan mijn werk is de spanning tussen enerzijds de afwezigheid van de mens in mijn beelden en anderzijds de ingrepen van de mens op de landschappen. Daarbij heb ik gekozen voor zwart-wit, om nog meer weg te gaan van de natuurlijke natuur.

Ik ben geïnteresseerd in de tegenstelling tussen natuurlijke natuur en door de mens gemaakte natuur. Met mijn werk onderzoek ik de vraag in hoeverre het gemaakte landschap wordt ervaren als nieuwe natuur.

 

Referenties

Ewing, W.A. (2014). Landmarks. The Fields of Landscape Photography. New York: Thames and Hudson.

Lorzing, H. (2001). The Nature of Landscape. A Personal Quest. Rotterdam: 010 Publishers.

Os, H. van (2008). De Ontdekking van Nederland. Vier Eeuwen Landschap verbeeld door Hollandse Meesters. Rotterdam: NAi Uitgevers.

Piccarolo, G. (2017). About New Topographics. In: Nicolin, P. (Ed.). Manufactured Altered Landscapes. Milano: Lotus International, Quarterly Architectural Review.

Schama, S. (1995). Landscape & Memory. London: Fontana Press.

 

[1] Net zoals de fotografen van de New Topographics beweging en hun opvolgers maak ik bij het fotograferen gebruik van een technische camera. Ik doe dat onder meer om het visuele perspectief in het beeld waar nodig te kunnen corrigeren. Bij het maken van mijn werk volg ik een hybride werkproces, bestaande uit een mix van analoog fotograferen en digitaal verwerken van de beelden.

Publiceren op LinkedIn
Delen op Facebook
Tweet deze webpagina
deel dit op: